Banner

| Gemeenschap |

Drie gemeenschappen

In België zijn er volgens de grondwet (art. 2) drie gemeenschappen: de Vlaamse, de Franse (Federatie Wallonië-Brussel) en de Duitstalige Gemeenschap.

Deze gemeenschappen zijn er gekomen op basis van taal. In Brussel vind je dus zowel de Vlaamse als Franse Gemeenschap terug, waarvoor aangepaste instellingen in het leven geroepen zijn.

Belgische Gemeenschappen
Bron: Bpol
Gemeenschap Hoofdstad Taal Inwoners (2020)
1 Vlaamse Gemeenschap Brussel Nederlands 6.426.968
2 Federatie Wallonië-Brussel Bruxelles (Brussel) Frans 4.987.724
3 Duitstalige Gemeenschap Eupen Duits 77.949
Totaal 11.492.641

Welke Belg spreekt welke taal?

Er zijn geen officiële cijfers over welke Belg, welke taal spreekt. De cijfers hierboven zijn een voorzichtige schatting. De startbasis van de cijfers zijn de officiële cijfers (januari 2020) van Stabel van de Federale Overheidsdienst Economie.

  • Duitstalige gemeenschap: hiervoor nemen we het volledige aantal van de 9 Duitstalige gemeenten
  • Brussels Gewest: We nemen 10% Nederlandstaligen en 90% Franstaligen op basis van onderstaande bronnen:
    • 9% geeft zijn belastingen aan in het Nederlands (Bron: bruzz.be)
    • 6,24% vraagt zijn nummerplaat in Brussel in het Nederlands aan (Bron: La libre Belgique)
    • Toch heeft in 2019 15% in Brussel op Vlaamse partijen gestemd (Bron: verkiezingen 2019 IBZ)
  • We verminderde de Vlaamse bevolking met 360.000 omdat er volgens sommige bronnen veel Franstaligen in Vlaanderen wonen (Bron: Het Nieuwsblad)
  • We verminderen het aantal Franstaligen met 36.000 omdat we dit schatten op het aantal Nederlandstaligen dat in het Waalse Gewest woont
    • In 6 gemeenten buiten het Vlaamse Gewest hebben Nederlandstaligen faciliteiten, hier wonen wonen ongeveer 120.000 personen. Laten we, zeer arbitrair, aannemen dat 30% Nederlandstalig is (Bron: Inwoners gemeenten in 2020)

Politiek gesproken neemt men voor de Vlaamse Gemeenschap het Vlaamse Gewest + Brussel, voor de Franse gemeenschap Wallonië (- 9 Duitstalige gemeenten) + Brussel en voor de Duitstalige Gemeenschap de 9 Duitstalige gemeenten.

Bevoegdheden van de gemeenschappen

De gemeenschappen houden zich vooral bezig met thema's die zich op cultureel vlak bevinden (taal, eigenheid...).

Enkel indien het expliciet in een wet staat, zijn de gemeenschappen bevoegd. Alles komt eerst aan het federale niveau toe, maar via een 'bijzondere' wet, kunnen er bevoegdheden aan de gemeenschappen toegewezen worden. Deze wetten, die in de loop der tijd gestemd werden, zijn complex. Heel vaak krijgt de gemeenschap een bevoegdheid, maar blijven er toch nog een aantal zaken op een ander politiek niveau. Dit maakt het complex. Aan de andere kant zou het misschien ook heel vreemd zijn als Vlaanderen heel andere regels dan Wallonië en Brussel hanteert.

Dit zijn de belangrijkste bevoegdheden van de gemeenschappen. Wil je ze meer in detail kennen? Dan kan je hieronder op het thema klikken om delen van de wet te zien. Maar wees gewaarschuwd, de wetten zijn erg complex.

  • Onderwijs
  • Welzijn (gehandicaptenbeleid, bejaardenzorg, geestelijke gezondheidszorg, grote delen OCMW's...)
  • Kinderbijslag, kraampremie, adoptiepremie (in Brussel is de GGC bevoegd)
  • Sport
  • Media (tv en radio)
  • Cultuur
  • Jeugd
  • Bibliotheken
  • Justitie (recht betrokken te worden bij het federale beleid, bv.: strafuitvoeringsrechtbanken)
  • Justitiehuizen
  • Jeugdsanctierecht
  • ...

De grondwet (art. 38) bepaalt dat de wet alles kan overhevelen naar de gemeenschappen indien hiervoor een wet gestemd werd met een bijzondere meerderheid zoals beschreven in art. 4 van de grondwet. Deze 'bijzondere' meerderheid zorgt ervoor dat er naast een 2/3 meerderheid in de Kamer/Senaat, er ook een 2/3 meerderheid moet zijn in elke taalgroep van de Kamer/Senaat. Dit systeem bevoorrecht de kleinste taalgroep in België, momenteel de Franstaligen. Dit zegt art. 4 van de grondwet: 'de meerderheid van de stemmen in elke taalgroep van elke Kamer, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is en voor zover het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen twee derden van de uitgebrachte stemmen bereikt'. Indien zo een wet gestemd wordt, spreken we van een 'bijzondere wet'.

De belangrijkste bijzondere wet die dit voor de gemeenschappen regelt is de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Voor Brussel (de gemeenschapscommissies) is dit pas later gestemd en geldt de Bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse Instellingen van 12 januari 1989. Natuurlijk werd deze wet verschillende keren aangepast na de verschillende staatshervormingen. In deze bijzondere wet vinden we een groot deel van de bevoegdheden die de gemeenschappen vandaag hebben (zie art. 4 van deze bijzondere wet).

  • De gemeenschap waarborgt de keuzevrijheid van de ouders
  • De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen
  • De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer
  • De inrichting, erkenning of subsidiëring van het onderwijs door de gemeenschap wordt geregeld door de wet of het decreet

Federaal blijft echter verantwoordelijk voor: (Grondwet art. 127)

  • De bepaling van het begin en het einde van de leerplicht
  • De minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's
  • De pensioenregeling

Klaslokaal
Onderwijs
Bron: Pixabay.com

  • De bescherming en de luister van de taal
  • De aanmoediging van de vorming van navorsers (onderzoekers)
  • De schone kunsten (kunst voor de opwekking van esthetisch genoegen of om een kunstzinnig idee tot uitdrukking te brengen)
  • Het cultureel patrimonium, de musea en de andere wetenschappelijk-culturele instellingen (met uitzondering van de monumenten en landschappen, want die horen bij de gewesten)
  • De bibliotheken, discotheken (=collectie geluidsdragers, zoals grammofoonplaten, cd's en cassettebanden) en soortgelijke diensten
  • De inhoudelijke en technische aspecten van de audiovisuele en de auditieve mediadiensten met uitzondering van het uitzenden van mededelingen van de federale regering
  • De hulp aan de geschreven pers
  • Het jeugdbeleid
  • De permanente opvoeding en de culturele animatie
  • De lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven
  • De vrijetijdsbesteding
  • De voorschoolse vorming in de peutertuinen
  • De post- en parascolaire vorming
  • De artistieke vorming
  • De intellectuele, morele en sociale vorming
  • De sociale promotie (weekend- en avondonderwijs (volwassenenonderwijs))
  • De beroepsomscholing en -bijscholing, met uitzondering van de regeling van de tegemoetkoming in de uitgaven inherent aan de selectie, de beroepsopleiding en de nieuwe installatie van het personeel door een werkgever in dienst genomen met het oog op de oprichting van een onderneming, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming
  • De stelsels van alternerend leren, waarin een praktijkopleiding op de werkvloer op alternerende wijze wordt aangevuld met een opleiding in een onderwijs- of opleidingsinstelling

Aangezien de gemeenschappen bevoegd zijn voor tv en radio, heeft elke gemeenschap haar openbare omroep:

Vlaamse Gemeenschap
VRT
VRT (Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie)

Franse Gemeenschap
RTBf
RTBF (Radio-Télévision belge de la Communauté française)

Duitstalige
Gemeenschap
BRF
BRF (Belgischer Rundfunk)

Gezondheidsbeleid met uitzonderingen.

Waarvoor de gemeenschap bevoegd is:

  • Het beleid betreffende de verstrekkingen van geestelijke gezondheidszorg in de verplegingsinrichtingen buiten de ziekenhuizen
  • Het beleid betreffende de zorgverstrekkingen in oudereninstellingen, met inbegrip van de geïsoleerde geriatriediensten
  • Het beleid betreffende de zorgverstrekkingen in geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie
  • Het beleid inzake long term care revalidatie
  • De organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg en de ondersteuning van de gezondheidszorgberoepen van de eerste lijn

Van de bovenstaande beleidsdomeinen blijft dit federaal:

  • De organieke wetgeving (dit zijn wetten over de organen en de organisatie), met uitzondering van de investeringskost van de infrastructuur en de medisch-technische diensten
  • de financiering van de exploitatie, wanneer deze geregeld is door de organieke wetgeving
  • de basisregelen betreffende de programmatie
  • de bepaling van de voorwaarden en de aanwijzing tot universitair ziekenhuis overeenkomstig de wetgeving op de ziekenhuizen

De gezondheidszorgberoepen:

  • Hun erkenning met naleving van de door de federale overheid bepaalde erkenningsvoorwaarden
  • Hun contingentering (= het maximaal aantal personen), rekening houdende, in voorkomend geval, met het globale aantal dat de federale overheid per gemeenschap jaarlijks kan vastleggen voor de toegang van elk van de gezondheidszorgberoepen

gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, evenals alle initiatieven inzake de preventieve gezondheidszorg.

De federale overheid blijft evenwel bevoegd voor:

  • De ziekte- en invaliditeitsverzekering
  • de nationale maatregelen inzake profylaxis (= manier om een ziekte te voorkomen)
  • Het gezinsbeleid met inbegrip van alle normen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen
  • Het beleid inzake maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de organieke regels betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW's)
    • Met uitzondering van:
    • De vaststelling van het minimumbedrag, de toekenningsvoorwaarden en de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen overeenkomstig de wetgeving tot instelling van het recht op een bestaansminimum
    • De aangelegenheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die geregeld zijn in de artikelen 1 en 2 en in de hoofdstukken IV, V en VII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschappen om aanvullende of bijkomende rechten toe te kennen en met uitsluiting van de bevoegdheid van de gewesten voor de tewerkstelling van personen die het recht op maatschappelijke integratie of het recht op financiële maatschappelijke bijstand genieten bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2/1°
    • De aangelegenheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die geregeld zijn in de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de commissies van openbare onderstand
    • De regelingen met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten bedoeld in artikelen 6 en 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, die opgenomen zijn in de artikelen 6, § 4, 11, § 5, 18ter, 27, § 4, en 27bis, § 1, laatste lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en in de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012
  • Het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen
  • Het beleid inzake mindervaliden, met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen en de mobiliteitshulpmiddelen
    • Met uitzondering van:
    • De regelen betreffende en de financiering, met inbegrip van de individuele dossiers, van de toelagen aan de mindervaliden behoudens de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden
    • De regelen betreffende de financiële tegemoetkoming voor de tewerkstelling van mindervalide werknemers, die toegekend wordt aan de werkgevers die mindervaliden tewerkstellen
  • Het bejaardenbeleid met uitzondering van de vaststelling van het minimumbedrag, van de toekenningsvoorwaarden en van de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen voor bejaarden
  • De jeugdbescherming, met inbegrip van de sociale bescherming en de gerechtelijke bescherming
    • Met uitzondering van:
    • Burgerrechtelijke regels met betrekking tot het statuut van de minderjarigen en van de familie, zoals die vastgesteld zijn door het Burgerlijk Wetboek en de wetten tot aanvulling ervan
    • De strafrechtelijke regels waarbij gedragingen die inbreuk plegen op de jeugdbescherming, als misdrijf worden omschreven en waarbij op die inbreuken straffen worden gesteld, met inbegrip van de bepalingen die betrekking hebben op de vervolgingen
    • De organisatie van de jeugdgerechten, hun territoriale bevoegdheid en de rechtspleging voor die gerechten
    • De uitvoering van de straffen uitgesproken ten aanzien van minderjarigen die een als een misdrijf omschreven feit hebben gepleegd die uit handen zijn gegeven, behalve voor het beheer van centra die bestemd zijn voor de opvang van deze jongeren tot de leeftijd van drieëntwintig jaar
    • De ontzetting uit de ouderlijke macht en het toezicht op de gezinsbijslag of andere sociale uitkeringen
  • De sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie
  • De juridische eerstelijnsbijstand

De organisatie, de werking en de opdrachten van de justitiehuizen en van de bevoegde dienst die de uitwerking en de opvolging van het elektronisch toezicht verzekert.

Niettemin bepaalt de federale overheid de opdrachten die de justitiehuizen of, in voorkomend geval, de andere diensten van de gemeenschappen die deze overnemen, uitoefenen in het kader van de gerechtelijke procedure of de uitvoering van gerechtelijke beslissingen.

Volledige bevoegdheid.

De filmkeuring, met het oog op de toegang van minderjarigen tot bioscoopzalen.

Enkel indien het gaat over materies waarvoor de gemeenschap bevoegd is.

De wet (art. 92bis wet van 1980 Hervorming der instellingen) stelt expliciet dat in vele gevallen de regeringen van ons land goed met elkaar moeten overleggen:

  • Hieruit vloeien alle instellingen die in Brussel opgericht werden om de gemeenschapsbevoegdheden goed uit te voeren

Brussel: een Vlaamse en Franse gemeenschap

Omdat je in Brussel met een Vlaamse en Franse gemeenschap geconfronteerd wordt en je het niet kan maken dat Brusselaars moeten kiezen tussen de twee gemeenschappen, werden er voor Brussel 3 nieuwe organen opgericht.

  • De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)
  • De Franse Gemeenschapscommissie (Cocof)
  • De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC)

Deze instellingen vervullen deels de bevoegdheden van de oude provincie Brabant en deels de gemeenschapsbevoegdheden.

Om meer te weten over deze drie instellingen, klik in het menu onder Gemeenschap, op Brussel.

Update pagina: 4 novmeber 2020

Log in   |   Belgische politiek - Belgische staatsstructuur   |   info@bpol.be

www.bpol.be


www.bpol.be